dinsdag 30 september 2014

RIA Wtcg gelden, inspraaktekst Cliëntenraad Wmo


Geachte raadsleden en toehoorders in deze zaal,

Allereerst wil ik u er op wijzen dat deze inspraaktekst in samenwerking met het Solgu tot stand is gekomen.

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de CER zouden te ongericht zijn. Nu is het waar dat een staatssecretaris en iemand met een bijstandsuitkering die beiden dezelfde medicijnen gebruiken, ook hetzelfde bedrag ontvangen namens de Wtcg. Dat is inderdaad vrij ongericht en had beter geregeld moeten worden. In de Volkskrant én het AD van gisteren staat dat het straks een kwestie is in welke gemeente je woont als het om compensatie gaat. Utrecht is als Agenda 22 gemeente koploper in toegankelijkheid. Waarom nu niet ook koploper in zorg voor chronisch zieken en gehandicapten? Of laten we deze groep aan hun eigen kracht over?

De buurtteams zouden voor een groot deel betaald moeten worden uit het budget dat via de Wtcg/CER overgaat naar de gemeente. Dit wordt dus betaald uit de tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Hierdoor blijven de buurtteams gratis toegankelijk voor iedereen die bijvoorbeeld schuldproblemen heeft of te kampen heeft met eenzaamheid en die de weg naar een eettafel gewezen moet worden. Maar voor mensen met een beperking die voorheen gecompenseerd werden door de Wtcg/CER betekent dit dat je nu zelfs een hogere eigen bijdrage betaalt als je een maatwerkvoorziening nodig hebt. Bovendien, zou de algemene voorziening waaronder de buurtteams vallen sowieso niet gratis zijn?

De CR vraagt zich af of de compensatiemiddelen ook beschikbaar blijven voor gezinnen boven het minimuminkomen met extra veel zorgkosten. Als de ene partner bijvoorbeeld goed verdient en de ander thuis voor de kinderen met een beperking zorgt, kunnen zij dan nog aanspraak maken op extra compensatiegelden? Via de bijzondere bijstand zal dit niet snel lukken omdat het gezin een inkomen boven 125% van het minimuminkomen heeft. Daarnaast hebben zij wel een grote stapeling aan kosten die op het inkomen drukken, waardoor het besteedbaar inkomen drastisch daalt. Zelfs zo drastisch dat je door de stapeling van zorgkosten per saldo onder de grens van 125%  van het minimuminkomen zakt. Het argument dat het om besteedbaar inkomen gaat is moeilijk als de belastingdienst pas na twee jaar de definitieve aanslag vaststelt. Of kan dit gezin direct aanspraak maken op deze vorm van bijzondere bijstand?

Armoedebeleid voeren is goed, maar let dan ook op deze groep mensen.

Tot slot, wat gebeurt er met het persoonsbestand dat via het CAK naar de gemeente is gegaan? Wordt hier een nieuwe toeslagregeling van betaald, zoals enkele jaren geleden de jaarlijkse Chronisch  zieken en Gehandicaptentoeslag van €.100,= in de gemeente Utrecht?

Ik dank voor uw aandacht en ik geef het woord terug aan de voorzitter.

Martijn van Andel.

vrijdag 12 september 2014

Vernieuwde tekst RIA 9 sept. 2014


Geachte raadsleden en toehoorders in deze zaal,

Om mee te doen naar vermogen zullen er altijd mensen zijn die gebruik moeten maken van hulpmiddelen. Goed om in de nota te lezen dat hier ook in het nieuwe systeem rekening mee wordt gehouden en contact met het Wmo-loket nog altijd mogelijk is. Hopelijk heeft het buurtteam voldoende expertise in huis om de mensen creatief te kunnen ondersteunen en niet te snel een beroep doet op dit Wmo-loket. Hoe zit het met de bezwaar en beroepprocedure als de maatwerkvoorzieningen naar het buurtteam gaan en deze algemene voorzieningen worden?

De gemeente heeft alle vertrouwen in de inzet van familie, buren of vrijwilligers. Het uitgangspunt blijft dat wie professionele zorg nodig heeft, deze zorg ook krijgt. Wie regelt dit dan? De mantelzorger of familie? Het buurtteam? De huisarts? Of uiteindelijk een medewerker van het Wmo-loket. Deze omslag zal goed gecommuniceerd moeten worden en hopelijk zal het routeboekje dat straks bij de mensen thuis op het prikbord hangt, duidelijk genoeg zijn om niet van het kastje naar de muur te worden gestuurd.

De grote ambitie van de stad is dat de basisvoorzieningen die inwoners gebruiken ook voor iedereen toegankelijk zal zijn. Dit zegt niets over de moeite die inwoners moeten doen om bij toegankelijke voorziening te komen. Een redelijke eis mag toch zijn dat er in iedere wijk toegankelijke voorzieningen zijn. Zo kan iedereen, maar dan ook iedereen, mensen uit de eigen wijk ontmoeten. Bij sport, recreatie of bij een goed toneelstuk. En als de raad van mening is dat dit al zo is, waarom vinden we dit niet terug in de ambities van de stad? Dit geeft Utrecht namelijk de kans om toegankelijkheid uit het medische circuit te houden en om het als een onderdeel van de Welkome Wijk te maken.

Tenslotte nog de vraag waarom mensen van 80+ die onbekend zijn bij de huisarts of deze niet frequent bezoeken toch in het kader op pagina 20 ‘patiënten’ genoemd worden? Zijn dit niet buurtbewoners die hun eigen kracht gevonden hebben?

dinsdag 9 september 2014

Inspraaktekst 9 sept. 2014



Geachte raadsleden en toehoorders in deze zaal,

Om mee te doen naar vermogen zullen er altijd mensen zijn die gebruik moeten maken van hulpmiddelen. Goed om in de nota te lezen dat hier ook in het nieuwe systeem rekening mee wordt gehouden en contact met het Wmo-loket nog altijd mogelijk is. Hopelijk heeft het buurtteam voldoende expertise in huis om de mensen creatief te kunnen ondersteunen en niet te snel een beroep doet op dit Wmo-loket.

De gemeente heeft alle vertrouwen in de inzet van familie, buren of vrijwilligers. Het uitgangspunt blijft dat wie professionele zorg nodig heeft, deze zorg ook krijgt. Wie regelt dit dan? De mantelzorger of familie? Het buurtteam? De huisarts? Of uiteindelijk een medewerker van het Wmo-loket. Deze omslag zal goed gecommuniceerd moeten worden en hopelijk zal het routeboekje dat straks bij de mensen thuis op het prikbord hangt, duidelijk genoeg zijn om niet van het kastje naar de muur te worden gestuurd.

De grote ambitie van de stad is dat de basisvoorzieningen die inwoners gebruiken ook voor iedereen toegankelijk zal zijn. Dit zegt niets over de moeite die inwoners moeten doen om bij toegankelijke voorziening te komen. Een redelijke eis mag toch zijn dat er in iedere wijk toegankelijke voorzieningen zijn. Zo kan iedereen, maar dan ook iedereen, mensen uit de eigen wijk ontmoeten. Bij sport, recreatie of bij een goed toneelstuk. En als de raad van mening is dat dit al zo is, waarom wordt agenda 22 dan helemaal niet genoemd in de ambities van de stad. Dit geeft Utrecht namelijk de kans om toegankelijkheid uit het medische circuit te houden en om het als een onderdeel van de Welkome Wijk te maken.

 Tenslotte nog de vraag waarom mensen van 80+ die onbekend zijn bij de huisarts of deze niet frequent bezoeken toch in het kader op pagina 20 ‘patiënten’ genoemd worden? Zijn dit niet buurtbewoners die hun eigen kracht gevonden hebben?

Dank voor de aandacht en ik geef het woord terug aan de voorzitter.

 

maandag 1 september 2014

Advies CR over Wmoverordening 2015


Utrecht, 1 sept. 2014

Cliëntenraad Wmo Pv6,

College van B&W Utrecht,
Postbus 16200,
3500 CE Utrecht.

Betreft: Verordening Wmo 2015, advies van Cliëntenraad Wmo Pv6,

Geacht College,

Dit advies gaat over de Wmo verordening 2015. In samenhang met de verordening worden ook de wettekst Wmo 2015[1], VNG modelverordening[2] en het gemeentelijke uitvoeringplan Meedoen naar Vermogen[3] (MnV) hierbij betrokken. Daarnaast wordt de uitvoeringsnota Werken aan Werk[4] ook nog aangehaald. U krijgt van ons op deze wijze een samenhangend advies over de Wmo verordening 2015.

Het eerste punt gaat over een tegemoetkoming als gevolg van de meerkosten die gemaakt worden door een chronische ziekte of handicap. Volgens de wettekst (art,2.1.7) mag er een tegemoetkoming worden verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Hierover is in de verordening Wmo 2015 of het beleidsplan Meedoen naar Vermogen niets terug te vinden.
 
Dit brengt ons direct naar het tweede punt. Omdat niet iedereen de wet bij de hand zal hebben, adviseren wij u om bij de verordening een losse gedateerde hulppagina te voegen waarin de tekst van het betreffende wetsartikel wordt vermeld. Net als de toelichting op de verordening zal deze hulppagina juridisch geen deel uitmaken van de verordening.

Om (juridische) misverstanden te voorkomen: Art. 1.1 Definities, sub 23: ‘c.q’ of wel Casu quo betekent niet ‘dan wel’, maar ‘in het geval dat’. Ons voorstel is om "dan wel" te gebruiken of komma’s zoals elders in dit artikel.

Over Artikel 2.1.2. Verslag, adviseren wij u de betreffende artikelen aan te scherpen en de cliënt uitdrukkelijk te betrekken bij het maken van en instemmen met het verslag dat door de medewerker wordt gemaakt. Wij stellen voor dat de cliënt het concept verslag en eventueel ondersteuningsplan leest en bij instemming meeondertekent. Indien de medewerker en de cliënt het niet eens kunnen worden, ondertekent de medewerker alleen, maar geeft duidelijk aan waarom de cliënt niet heeft ondertekend. Ook moet volgens ons in alle gevallen de cliënt het verslag ontvangen zodat hij/zij er ook bij toekomstige vragen en onverhoopt bij een bezwaar- of een beroepsprocedure over kan beschikken. In verband hiermee adviseren wij ook dat in het derde lid de woorden 'kan...stellen' vervangen worden door 'stelt'. Ons advies voor de tekst luidt:

Artikel 2.1.2. Verslag

1. De medewerker maakt van het onderzoek een verslag, waarin deze de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt weergeeft, evenals het eventuele ondersteuningsplan. De cliënt krijgt het concept verslag te lezen, kan suggesties doen voor de tekst en wordt gevraagd de stukken mede te ondertekenen. Indien hij/zij dit niet wil doen, wordt de reden hiervan in het verslag vermeld.
2. De medewerker verstrekt het verslag na afronding van het onderzoek aan de cliënt en wijst erop dat het van belang is dat de cliënt dit verslag bewaart omdat het bij toekomstige discussie over de gang van zaken een belangrijke rol kan spelen.
3. Het college stelt beleidsregels over de methodiek en de procedure waarmee het verslag tot stand komt.

Hoe diverse partijen (buurtteam, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, etc.) kunnen samenwerken is  zowel in de wettekst (art. 2.3.2., f) als in de modelverordening (19/53) te vinden. In de modelverordening wordt geadviseerd “om een percentage van het budget te reserveren voor de inzet van de wijkverpleegkundige in het sociale wijkteam (buurtteam sociaal in het Utrechtse geval), en de uitvoering van sociale en preventieve taken.” In het beleidsplan staat wel een hoofdstuk over samenwerking (5.3.), maar niet over reservering van budgetten. In de verordening wordt er over deze samenwerking niets vermeld.

Ook vinden we in de verordening niets terug over begeleiding op de participatieladder, de overgang van vrijwilligerswerk naar vormen van betaald werk. Dit is een overgangsgebied tussen de Wmo en de Participatiewet (arrangement 4). Hoe worden mensen die potenties hebben om betaald werk  te verrichten begeleid vanuit de Wmo? Hoe liggen de verantwoordelijkheden op dit vlak?

In Artikel 5.1 wordt bij de Kwaliteitseisen over Veiligheid geen uitspraak gedaan over Toegankelijkheid (van gebouwen). Ons advies is om dit wel te doen en te blijven denken in het kader van Agenda 22[5]. Verder stelt de Cliëntenraad Wmo voor om 5.1.6-8 aan te scherpen. Er moet in de verordening een onafhankelijk klanttevredenheidsonderzoek opgenomen worden. Wat klachten betreft gaat het vooral om de inhoud en hoeveel klachten gegrond of ongegrond zijn verklaard. In lid 12 van dit artikel staat dat het College beleidsregels opstelt. De tekst in de verordening moet hier niet onnodig vaag zijn. 

Daarop aansluitend staat in Artikel 5.4, lid 6: 'Het college kan de cliëntenorganisatie(s) ondersteunen bij de uitoefening van haar taken.' In de wettekst staat echter onder art.2.1.3 lid 3: 'worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen'. Om de tekst van de verordening aan de Wmo te laten voldoen moet 'kan...ondersteunen' vervangen te worden door 'ondersteunt'.

De continuïteit tussen jeugd en volwassen is ook een vraag. Hoe zit het als je 18 bent geworden en nog hulp nodig hebt? Daarnaast vraagt de Cliëntenraad Wmo zich af in hoeverre mensen keuzevrijheid hebben in de (cultuursensitieve) hulpverlener.

Als het om regionale samenwerking gaat, zien we dit bij AMHK en beschermd wonen, maar niet op het gebied van dagondersteuning (MnV, p.25). In MnV gaat het met name om ouderen. In artikel 1.1.10 van de verordening gaat het ook om mensen met NAH. In de wettekst (2.6.1-1) staat dat regionale samenwerking mogelijk is. Dat is een goede uitkomst voor de specialistische hulp die gegeven wordt aan mensen met NAH of bijvoorbeeld afasie. Hoe specialistischer de hulp, des te kleiner de doelgroep vaak is. Beide doelgroepen zijn goede voorbeelden voor de gemeente Utrecht.

In de modelverordening van de VNG worden gemeente geadviseerd om aan te geven welke voorzieningen algemeen zijn en welke een maatwerkvoorziening (p 26/53). Dit heeft onder andere met de stapeling van (meer)kosten te maken. Algemene voorzieningen zullen goedkoper zijn voor de gemeente, maar soms duurder voor gebruikers. Deze voorziening valt buiten de eigen bijdrage berekeningen van het CAK, waardoor er snel een ongewenste stapeling van kosten ontstaat.

Namens de Cliëntenraad Wmo Pv6 met hoogachting,
Martijn van Andel,
Voorzitter.

 



[1] Staatsblad 2014 nr. 280
[2] VNG conceptmodelverordening kenmerk ECSD/U201400833
[3] Uitvoeringsplan Meedoen naar Vermogen 15 juli 2014
[4] Werken aan Werk, Uitwerkingsnota Participatie en Inkomen 2014
[5] https://iederin.nl/downloads/dl.php?l=208_2003_Agenda_22_voor_gemeenten.pdf.