Advies
van de Cliëntenraad Wmo Pv6, n.a.v. het voorstel de Verordening voorzieningen Wmo 2013 vast te stellen:
Wat
de technische wijziging van de verordening betreft, zijn wij na lezing van de stukken in het algemeen
akkoord. In de eerste alinea wordt verwezen naar het schrappen van de
collectieve inkomensgrens (bij de vervoersvoorzieningen). Dat is op dit moment
een technische wijziging omdat al eerder begin dit jaar op grond van een
uitspraak van de Centrale Raad van Beroep het beleid van de gemeente Utrecht
was aangepast (zoals de CR had geadviseerd).
Onlangs
is hierover een nieuwe landelijke discussie ontstaan omdat de CG-raad na
onderzoek meldde dat de meerderheid van de gemeenten (waaronder Utrecht) de
tekst van de verordening nog niet had gewijzigd en de CG-raad klachten kreeg
dat in sommige gemeenten de inkomensgrens nog zou worden toegepast. De VNG
antwoordde dat de meeste gemeenten wel het beleid hadden gewijzigd (waaronder
Utrecht) en dat het wel mee viel. De CG-raad wees er ook op dat wanneer iemand
bij wie de inkomensgrens ten onrechte wel is gehanteerd, bezwaar en beroep wil
instellen, hij/zij in de problemen komt als de tekst van de verordening nog
niet is gewijzigd. De betreffende minister heeft er intussen sterk op
aangedrongen dat gemeenten snel hun verordening aanpassen. Een en ander speelt
een veel grotere rol bij gemeenten als Maastricht waar bij alle/veel meer
Wmo-voorzieningen een inkomensgrens werd gehanteerd.
Verder
blijkt in de praktijk dat mensen en gemeenten soms moeilijk onderscheid kunnen
maken tussen het hanteren van een collectieve inkomensgrens (wat volgens de wet
niet is toegestaan) en het hanteren van een eigen bijdrage waarbij het inkomen
een belangrijke rol speelt en die door het CAK wordt berekend. Bij dit laatste
speelt de hoogte van het inkomen en de draagkracht een rol.
Wat
Artikel 12 betreft, lezen wij dat het woord "Het gesprek" wordt
gebruikt. Het "Keukentafelgesprek" wordt niet genoemd, wel als derde
mogelijkheid een gesprek "bij de belanghebbende thuis". In Artikel
11, lid 2b staat: geen gesprek vindt plaats: "Als alle feiten en
omstandigheden van de belanghebbende bij de gemeente al bekend zijn en ook de
burger geen behoefte heeft aan een gesprek." De vraag is hoe dit in de
praktijk werkt. Hoe weet de gemeente dat "alle feiten en
omstandigheden" al bekend zijn terwijl die voortdurend kunnen veranderen?
En wie heeft het laatste woord? Uit de tekst kan je opmaken dat er een gesprek
dient plaats te vinden als de burger zegt er behoefte aan te hebben. Maar werkt
het in de praktijk ook zo en weten de betrokkenen dit? En zoals we eerder
hebben gevraagd: het zou verhelderend zijn als de gemeente cijfermatig bijhoudt
hoeveel gesprekken telefonisch plaatsvinden, hoeveel in het Wmo-loket en hoeveel
bij de belanghebbende thuis en ons daarover informeert.
Wat
de nu voorliggende tekst betreft hebben wij verder geen opmerkingen behalve een
heel kleine, dat in artikel 21 Evaluatie achter Wmo Cliëntenraad: PV6 zou
kunnen worden ingevoegd.
Namens
de Cliëntenraad Wmo Pv6, Martijn
van Andel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten